De column van Don Leo; ‘De keeper held of sukkel’

We hebben een kortstondige Winterslaap achter de rug (al is het weer van afgelopen week af en toe echt winters te noemen) en gaan vol goede moed de tweede helft van het seizoen in. Ik heb er zin in!

De column van Don Leo; ‘De keeper held of sukkel’

Doelman, doelverdediger, goalie, ballenvanger… er zijn nogal wat benamingen voor de keeper. De enige speler in het veld die tijdens het spel de bal met de hand mag aanraken (uiteraard de inworp uitgezonderd). Maar ook de keeper is dan nog beperkt hiermee, omdat buiten het 16 meter gebied het niet geoorloofd is. Daarnaast bestaat er het 5 meter gebied waarbinnen de keeper een beschermde status heeft.

Kortom de keeper is een uitzonderlijke speler binnen het team, een vreemde eend in de bijt, een einzelganger, een beetje anders, een ‘eiland’-bewoner. Hij moet over andere kwaliteiten bezitten; technisch moet hij met zijn handen goed uit de voeten kunnen. En kunnen duiken, springen, vangen, vallen, stompen, gooien, trappen om maar wat te noemen. Daarnaast is het een belangrijke tactische speler omdat hij het hele spel voor zich heeft en instructies kan geven aan de spelers (ver) voor hem.

Hij is tevens het laatste redmiddel om een goal te voorkomen en dat maakt hem bijzonder. Want hierbij kan hij zich promoveren tot held of degraderen tot sukkel. Met een spectaculaire redding kan hij een goal voorkomen of bijvoorbeeld een strafschop stoppen. Maar met een blooper een lullige goal tegen krijgen. Zo wordt dan ook vaak over een keeper gesproken of geschreven. Hij wordt op handen gedragen (Cillissen Barcelona – Sevilla voor de beker 6-1) of gebruikt als pispaal (Lamprou Ajax – Heereveen 4-4).

Wel raar eigenlijk dat het vaak de enige speler in het veld is die op die wijze bekeken wordt. Immers de spits die voor open goal mist wordt dan wel even kortstondig bejegend maar na afloop heeft men het eerder over het falen van de keeper op cruciale momenten. Logisch? Ja en nee, bij het missen van een open kans wordt dit minder zwaar beoordeeld als het missen van de bal door de keeper waardoor er een tegengoal valt. En de keeper heeft op dat moment ook geen herstel mogelijkheid meer, hij is het laatste redmiddel.

Je moet dus wel een stabiel persoon zijn, een goed incasseringsvermogen hebben, beschikken over veel zelfvertrouwen om die rots in de branding te kunnen zijn. Je moet je van niets en niemand iets aantrekken als je in de goal staat. Bij iedere bal niet twijfelen maar doen en als de keuze niet goed was, snel vergeten en bij de volgende bal er weer staan. Je moet een beetje bezeten zijn van het keepersvak.

Voorbeelden hiervan zien we niet alleen bij het voetbal (Jasper Cillissen, bijnaam The Flying Dutchman voor zijn spectaculaire zweefduiken en Edwin van der Sar, bijnaam IJskonijn omdat hij zich door niets en niemand liet afleiden in het veld) maar ook bij andere sporten zoals handbal (Tess Wester, bijnaam Pitbull voor haar verbetenheid en fanatisme), hockey (Pirmin Blaak, bijnaam Bokito omdat hij zich groot en breed maakt in de goal) zij gooien allemaal hun hele ziel en zaligheid in de strijd om een goal te voorkomen.

Je moet eigenlijk een beetje gek wezen om keeper te zijn omdat je met gevaar voor ‘eigen leven’ je voor de bal werpt en soms jezelf voor de voeten van de tegenstander werpt waarbij je even niet denkt aan het feit dat je aan je hoofd geraakt kan worden.

Bij besprekingen of evaluaties wordt vaak de keeper niet meegenomen. In de coaching is er meer oog voor de veldspelers dan voor de doelverdediger. Dus… bekijk de keeper dan ook niet meer als eenling maar als onderdeel van het team. Hij is onmiskenbaar een belangrijke schakel en kent een zware verantwoordelijkheid in het veld. Hij is er niet alleen om goals te voorkomen maar, zoals Cruijff ooit zei ‘de aanval begint bij de keeper!’.

Leo Verbeek (Talentbegeleiding en -coaching)

Reacties kun je sturen naar leoverbeek@terleede.nl